HET PAROOL
Amsterdam, dinsdag 3 juni 2008
Mus! Kom terug!
De stad lijkt te hebben afgedaan als natuurlijke habitat voor de mus. In Amsterdam is-ie in elk geval een bijzondere verschijning aan het worden. Met stadsecoloog Martin Melchers op zoek naar laatste huismuskolonies. 'Als dit het is... nee, dat zou dramatisch zijn.'
MALIKA SEVIL
Als een intercity op perron 1 van het Centraal Station eindelijk tot stilstand komt, en het gegil van de remmen langzaam uitsterft, hoort Melchers een 'tjilp'. In de verte.
Ergens.
Onhoorbaar voor een leek.
Maar Melchers kan een kik van een mus onderscheiden in een pandemonium van zuchtende locomotieven en omroepberichten. Noem het een beroepsafwijking.
In april, mei en juni van 2005 fietste Melchers door alle straten van Amsterdam, een gebied van 410 vierkante kilometer, gewapend met verrekijker en notitieblok, om de mus te registreren.
Hij telde de mannetjes. Een groot voordeel van mussenmannetjes is namelijk dat ze in het voorjaar de hele dag door zingen en dus goed traceerbaar zijn. "In het begin moest ik wel goed luisteren, want voor hetzelfde geld heb je te maken met een aanlopend fietswiel of een spreeuw die een mus imiteert. Ik ben vaak gefopt door spreeuwen."
In 2006 onderzocht hij Weesp, Muiden, Nigtevegt, Amstelveen, Ouderkerk aan de Amstel, Schiphol, Badhoevedorp, Halfweg, Zwanenburg, delen van Zaandam, Landsmeer en Aalsmeer. Aan het eind van deze studie balanceerde hij op het randje van krankzinnigheid. "Ik werd 's nachts een keer wakker omdat ik dacht dat ik getjilp op de gang hoorde. Ik dacht: nee, dit gaat niet goed. Nu ben ik malende."
Na twee dagen ringslangen kijken was Melchers weer tot zichzelf gekomen en pakte hij door met de monsterklus.
Aan het eind van de rit lag er wel een onderzoek, waaruit ook cijfermatig kon worden geconcludeerd wat iedereen al dacht: de mus trekt weg uit Amsterdam. Tussen 1984 en 1995 schatte mussenteller Guus van Duin het aantal broedparen op dertigduizend. Melchers kwam tien jaar later niet verder dan 5400 stelletjes, en dat was ook nog over een groter gebied. "Schrikbarend."
Hoe het inmiddels met de mus is gesteld, is onbekend, maar er zijn in elk geval geen signalen dat het beter gaat. Het oude stadshart, de burgwallen, de Nieuwmarktbuurt en de grachtengordel zijn nagenoeg musloos. Tijdens zijn veldonderzoek naar de Amsterdamse mus vond Melchers maar twee grote kolonies in het centrum: één in Artis en één in het Centraal Station.
Nu, drie jaar later, staat Melchers opnieuw op het Centraal Station. Zijn oren gespitst, zijn blik gericht op de balken onder de overkapping. Ineens steekt hij zijn vinger in de lucht: een tjilp. Verderop, nog voorbij de overkapping van perron 1, daar waar helemaal geen reizigers meer komen, zit een mus. Eentje. Alleen op een draad.
"Zo open en bloot gaan zitten tjilpen is natuurlijk vragen om problemen," zegt Melchers. Een mus is namelijk is een smakelijke snack. Hij somt op: de ekster lust er wel pap van, maar ook de gaai, de zwarte kraai, de kauw, de blauwe reiger, de zilvermeeuw en de kleine mantelmeeuw spugen er niet op.
En dan hebben we het nog niet eens over katten en ratten gehad. De mus wordt met liefde door velen te grazen genomen. Vogelkenner Ruud Vlek observeerde in 1998 met een camera een sperwersnest en zag hoe daar vierhonderd musjes door pa en ma aan het kroost werden geserveerd. Het menu was niet bepaald gevarieerd, want buiten dooie mussen schafte de pot nauwelijks wat.
De ellende met huismussen is eigenlijk dat ze sloom zijn. Wie kent niet het beeld van het trillende musje op de stoep? Nou, dat moet je gewoon niet doen in een stad die bulkt van de jagende sperwers, reigers, kraaien en andere hongerigen. Vooral de jongen zijn nogal oenig. Als ze niet door een killer worden gegrepen, dan wel door een auto. Koolmezen en pimpelmezen - toch van hetzelfde formaat - hebben dat wél begrepen en groeien in aantal. De suffe mus niet.
Aan voedsel is in elk geval geen gebrek. Al moet daarbij worden opgemerkt dat mussen in Amsterdam vermoedelijk een te hoog cholesterolgehalte hebben van het vele patat vreten, net zoals de duiven. Ze kunnen wel wat meer eiwitten uit insecten gebruiken. Maar ook die zijn voorradig, zeker in het Centraal Station. "Insecten worden 's avonds aangetrokken door het licht en vliegen onder de kap naar binnen."
Inmiddels zoekt Melchers op perron 8b. Hij kan twee mussen noteren. Teleurstellend. "Drie jaar geleden waren er nog twintig paren. Als dit het is... nee, dat zou dramatisch zijn."
Maar dit blijkt het niet te zijn. De mussen hangen tegenwoordig rond op perron 14. Het lijken er minder dan drie jaar geleden, maar Melchers is niet ontevreden. Wie echt nog tussen de mussen wil zitten moet naar Geuzenveld, Slotermeer, Slotervaart, maar vooral ook naar Gaasperdam. De onderdoorgangen van de flats bij Strandvliet en de heg van de kinderboerderij aan de Panamalaan - hier en daar zitten ze nog met grote groepen bij elkaar. Verder ziet het er niet rooskleurig uit voor de stakkers.
Een belangrijke reden dat de mus uit de stad verdwijnt, is volgens Melchers het bouwbesluit dat aannemers vanaf 2003 verplicht daken met dakpannen aan de onderkant af te sluiten met vogelschroot - dat zijn tralies om vogels tegen te houden. Ook huizen die worden gerenoveerd, krijgen deze vogelbeveiliging. "Mussen zijn juist echte dakbroeders."
Wie de mus wil helpen, doet er dus goed aan speciale nestkasten aan de dakrand te hangen. Als het aan Melchers ligt, worden bouwers verplicht nestkasten in te metselen. Dit ter compensatie.
Er is genoeg groen voor de mus in Amsterdam - ook in het centrum. Dus als de Amsterdammer een beetje wil helpen, kan de mus weer een comeback maken, denkt Melchers.
Andere tip aan mussenvrienden: de vogels zijn dol op dichte begroeiing, waarin ze kunnen schuilen. Coniferen, laurierstruiken, hulst, ligusterhagen en klimop, maar ook bruidssluiers en meidoornhagen. Als ze maar in kunnen wegduiken.
Voor de liefhebber die de mus culinair wil verwennen, een kleine tip van Stichting De Mus: 'Combineer het fijnste zaad van de dierenwinkel (kanariezaad, niet groter dan 2 à 3 mm), en meng dat met gedroogde insecten in een verhouding 4:1.' Wie het helemaal superieur wil aanpakken, volgt het advies van de Stichting De Mus op en voegt er een beetje gedroogd eigeel aan toe.
www.stichtingdemus.nl 'De huismus is een echte dakbroeder'
Copyright: Het Parool